Rapenburgerstraat
Rapenburgerstraat 46-II
Meijer Beugeltas (1902) en Anna Barmhartigheid (1908) trouwen in 1929 en gaan in de Rapenburgerstraat wonen. Eerst op nr. 56 en vanaf 1938 op nr. 46, in hetzelfde huis waar ook Anna’s moeder, weduwe Vogeltje van Loggem een etage bewoont. Ze krijgen drie zoons: Abraham Beugeltas (1930), Levie Beugeltas (1932) en Isaac Beugeltas (1937).
Marktventer
Meijer is marktkoopman en handelt voornamelijk in fruit, voornamelijk sinasappelen. Sinds de jaren ’20 heeft hij een vergunning om te venten op het Waterlooplein, waar hij vrijwel dagelijks te vinden is. Toch valt het niet mee om hiermee voldoende inkomen te vergaren. Het marktwezen is onderhevig aan weersinvloeden en de economische conjunctuur. Vooral tijdens de vorstperiode gaat de voorraad verloren en wordt de markt minder bezocht. Meijer moet op geregelde tijden aankloppen bij het Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun, waar hij een tijdelijke uitkering of handelsgeld aanvraagt. Bij controle wordt meestal geconstateerd dat Meijer niet voldoende in staat is om in het levensonderhoud te voorzien, maar af en toe treffen ze hem ook aan met enige handelswaar en wordt hij gekort op zijn uitkering.
In december 1936 beleeft het gezin een dieptepunt. Bij huisbezoek treft de gemeentelijke ambtenaar Meijer thuis aan. Hij verklaart door slechte verkoop en dure inkoop geheel aan de grond te zitten. In het verslag staat dat de vrouw zwanger is en binnenkort haar kind verwacht en dat het gezin een povere indruk maakt, waardoor steun gewenst is. Meijer ziet zich genoodzaakt om zijn vergunning voor het Waterlooplein op te geven, en hij krijgt toestemming om doordeweeks op de hoek Nieuwe Keizersgracht / Weesperstraat vanaf een handkar fruit te verkopen. Op Nieuwe Keizersgracht 74 huurt hij later een voorraadkelder. Van 13.00u tot 15.00u mag hij worden vervangen door zijn vrouw Anna, zodat hij in staat is om thuis de lunch te nuttigen. Op zaterdag heeft hij een vaste standplaats op de markt in de Sumatrastraat in Amsterdam-Oost.
Anna heeft tot haar huwelijk in een fabriek gewerkt en in hun eerste huwelijksjaren helpt ze Meijer op de markt, later zorgt ze voor de kinderen. Zoon Abraham wordt op gezette tijden uitgezonden naar een vakantiekolonie om aan te sterken. Er is niet genoeg geld om het kind van gepaste kleding te voorzien, zo wordt er af en toe een aanvraag ingediend bij het Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun omdat de jongen nieuwe schoenen of een jas nodig heeft. Abraham gaat al op vijfjarige leeftijd mee met de Vereeniging Trein 8.28, een stichting die ‘zieke, zwakke en pre-tuberculeuse kinderen mee naar buiten neemt’ naar hun koloniehuis in Arnhem. Later gaat hij verschillende keren met Jozeboko (Joodse Zee- en Boskolonie) naar het tehuis in Hilversum of in de duinen bij Wijk aan Zee.
Anti-joodse maatregelen
Tijdens de bezetting krijgt Meijer een vergunning om deel te nemen aan de marktcombinatie op het Minervaplein, één van de door de bezetter aangewezen markten waar alleen joden hun inkopen mogen doen. Maar, al in de zomer van 1942 ontvangt het gezin de oproep voor de zogenaamde werkverruiming. Op 3 september 1942 worden ze in Westerbork geregistreerd, en de volgende dag volgt het transport naar Auschwitz.
Cosel
Het is één van de zogenaamde Coseltransporten, genoemd naar het station van het plaatsje Cosel (nu: Koźle, Polen) dat op 80km ten westen van Auschwitz ligt. Daar worden in de periode van 28 augustus tot 12 december 1942 arbeidsgeschikte mannen in de leeftijd van 15 tot 55 jaar op brute wijze uit Franse, Belgische en Nederlandse transporten gehaald en gescheiden van hun gezinnen. Ze komen onder het Kommando Schmelt te staan, dat dwangarbeid organiseert in de regio’s Opper-Silezië en Sudetenland.
Vrouwen en kinderen moeten machteloos toezien hoe hun mannen, zoons en vaders onder schot gehouden worden terwijl de trein weer in beweging komt. Het levert hartverscheurende taferelen op. Anna, Abraham, Levie en Isaac moeten hun weg zonder Meijer vervolgen en worden bij aankomst in Auschwitz volgens het Nederlandse Rode Kruis op 7 september vermoord. Zoals Fred Menko over dit transport in zijn boek Veertien kinderen opmerkt zou de trein volgens Danuta Czechs Auschwitz Chronicle al op 5 september aangekomen zijn in Auschwitz. Dezelfde dag worden 53 vrouwen toegelaten tot het kamp en worden de overige 661 gedeporteerden ‘s avonds in de gaskamers vermoord (Boom, 2022, p. 234). Voor Anna staat officieel de datum 10 september geregistreerd, het is onduidelijk of zij eerst nog is toegelaten tot het kamp of dat het een fout in de registratie betreft, en dat zij tegelijk met haar kinderen is vermoord.
Extern Kommando Gräditz
Meijer is dus één van de naar schatting 200 mannen die op 4 september uit de trein moeten stappen. Het Rode Kruis rapporteert in 1952 dat het grootste gedeelte van deze groep via doorvoerkamp St. Annaberg en via Anhalt in Fürstengrube terecht kwam (aankomst november/december 1942) en dat de overlevenden in augustus 1943 verder moesten naar Extern Kommando Gräditz (nu: Grodziszcze, Polen), een kamp waar vlektyfus heerst en waar al gevochten wordt om een stuk brood.
In het molengebouw van het dorp is een kamp ingericht van waaruit de gevangenen gedwongen te werk worden gesteld. Er worden, in wisselend aantal, 1500-2000 mannen en 30-40 vrouwen gevangen gehouden. De mannen moeten voornamelijk fysiek zwaar werk in de bouwconstructie, een steengroeve en in de landbouw verrichten, de vrouwen werken in het kamp. De gevangenen dragen burgerkleding met een ‘jodenster’ en hebben geen kampnummer. Het kampziekenhuis is slecht uitgerust en er is niet genoeg rantsoen voor iedereen wat er toe leidt dat de gevangenen eten van elkaar stelen om te kunnen overleven: het recht van de sterkste geldt. In 1943 breekt er vlektyfus uit en bezwijken 300 gevangenen.
Solomon Gross, een Poolse overlevende, heeft zijn ervaringen op papier gezet in het boek Silent Sun (Cornwall Books, 1992). Hij omschrijft de aankomst van de Nederlandse joden en hoe zij, in de ogen van de Poolse joden – gedurende hun hele leven door antisemitisme gehard – fysiek en mentaal niet opgewassen zijn tegen het wrede kampleven. In de koude winter van 1943-44 breken er opnieuw ziektes uit (hoogstwaarschijnlijk vlektyfus) en overlijdt de een na de ander. Meijer bezwijkt op 15 januari 1944, op 41-jarige leeftijd.
De doden worden in een massagraf achter de begraafplaats van het dorp begraven. In het dorp herinnert een plaquette op het vervallen molengebouw en een gedenksteen op het massagraf aan de gruwelijkheden die hier werden gepleegd.

Isaac en Levie (collectie In Memoriam /Stadsarchief Amsterdam)


Van Meijer zijn marktkaarten met foto’s bewaard:


Meijer is te zien in de korte documentaire Vrijdagavond uit 1932, van regisseur Jan Teunissen waarvan in 1941 beelden zijn gebruikt voor de Nederlandse versie van de antisemitische propagandafilm Der Ewige Jude, De Eeuwige Jood:

Bekijk hieronder de volledige film.
Noot: Het geluid onder de beelden is niet origineel, maar later in de studio toegevoegd. Het geroep is dus niet Meijers oorspronkelijke tekst en niet zijn stem.
Gerardus Johannes – Jan – Teunissen debuteerde in 1928 in de Nederlandse filmindustrie, aanvankelijk als regisseur maar na een geflopte speelfilm in 1934 hield hij zich voortaan achter de schermen bezig met montage. In 1940 werd hij lid van de NSB en korte tijd later werd hij tot leider van het filmgilde benoemd. Teunissen maakte een aantal propagandafilms en als voorzitter van de Rijksfilmkeuring breidde hij zijn invloed op de Nederlandse filmwereld steeds verder uit wat hem de bijnaam de filmtsaar opleverde. Voor zijn collaboratie werd hij na de oorlog veroordeeld tot gevangenisstraf en werd hem een beroepsverbod van 10 jaar opgelegd.
Een vijftal scènes uit Vrijdagavond, waaronder het fragment van Meijer, is dus gebruikt in de Nederlandse versie van de antisemitische propagandafilm Der Ewige Jude die in oktober 1941 in première ging als De Eeuwige Jood. Meijer werd op deze manier zonder het te weten ingezet om alle joden naar beneden te halen. De film moest dienen om de Nederlandse geest gunstig te stemmen voor de jodenvervolging.

Grodziszcze – Laatste rustplaats Meijer
