President Brandstraat

President Brandstraat 70-II

Elias Beugeltas (1900) groeit op in de Rapenburgerstraat als tweede zoon van Levie Beugeltas en Margaretha Rine. Met zijn 1m55 is hij ongeschikt voor militaire dienst. Hij werkt als melkbezorger en beproeft ook, in navolging van zijn jongere broer Meijer, een tijdje zijn geluk op de markt van het Waterlooplein als fruitkoopman.

Op 29 december 1926 trouwt hij met Esther du Mosch (1896), weduwe van Samuel van Moppes. Samen met haar twee kinderen, Benjamin van Moppes (1922) en Selma van Moppes (1923) trekt ze bij Elias in op Waterlooplein 83. Elias en Esther krijgen samen drie kinderen: Margaretha Beugeltas (1927-1929), Stella Beugeltas (1930) en Louis Beugeltas (1939). In 1929 kan het gezin de slechte woonomstandigheden in de oude jodenbuurt inruilen voor een nieuwbouwflat in de Transvaalbuurt, op President Brandstraat 70-II. Elias werkt o.a. enige tijd als bootwerker, winkelbediende en grondwerker.

Razzia 1941

Al in het tweede jaar van de bezetting wordt het gezin geconfronteerd met het wrede karakter van de nazi’s: zoon Benjamin wordt op 11 juni 1941 tijdens een van de eerste razzia’s samen met honderden andere joodse jongeren opgepakt en belandt via kamp Schoorl in de hel van concentratiekamp Mauthausen, in Oostenrijk. De jongens moeten zich daar letterlijk doodwerken in de steengroeve, en Amsterdam is in shock als het ene na het andere overlijdensbericht wordt ontvangen uit Oostenrijk. Benjamin weet het enkele maanden uit te houden, maar op 11 september 1941 bezwijkt ook hij.

Auschwitz

Op 26 juli 1942 wordt de rest van het gezin Beugeltas opgeroepen en in Westerbork geregistreerd. Op 31 juli vertrekt het transport naar Auschwitz, dezelfde trein waar ook Elias oudste broer Isaäc, diens vrouw Marianne en hun zoon Maurits op zitten. Op 2 augustus worden Esther, Stella en Louis vermoord. Voor Elias en Selma ontbreekt informatie in de administratie, maar het Rode Kruis stelde vast dat ze in ieder geval voor 30 september 1942 moeten zijn vermoord.


President Brandstraat nr. 70 in juli 1945 met oorlogsschade. (foto: Stadsarchief Amsterdam)
Nieuwbouw President Brandstraat in 1932 met speeltuin Het Oosten. Gebouw uiterst links is nr. 26, waar Elias’ broer Maurits met zijn gezin op de bovenste verdieping woont. (foto: Stadsarchief Amsterdam)

President Brandstraat 26-III

Maurits Beugeltas (1908) is zeven als zijn moeder overlijdt en terwijl zijn negenjarige zus naar een weeshuis wordt gestuurd omdat het voor meisjes zonder ouderlijk toezicht niet veilig is in de wijk, moet hij zelf een weg zien te vinden in de veranderde thuissituatie. Iedereen is druk bezig een inkomen te vergaren. Zijn oudere broers zijn veel op straat en verdienen wat als loopjongens, maar onder het wakend oog van zijn zus Schoontje doorloopt Maurits zijn lagere school. Hij wordt broodbakker en als het bakken erop zit brengt hij zelf de bestellingen rond.

KNIL

In 1927 besluit hij, in navolging van zijn oudste broer Isaäc, het avontuur te zoeken en tekent hij een vijfjarig contract bij het KNIL. Maurits wordt in de Prins Hendrikkazerne in Nijmegen opgeleid als fuselier. Op 29 november 1927 wordt hij gestationeerd in Bandung en een jaar later volgt overplaatsing naar Batavia. Uit zijn keuring blijkt dat hij 1m65 lang is en dat hij een tatoeage op zijn rechterhand en arm heeft. Een aankondiging voor een wedstrijd in de lokale krant van Batavia belicht de sportieve kant van Maurits: hij bokst, een populaire sport onder de jeugd in de jodenhoek.

Bij thuiskomst in 1932 neemt hij zijn intrek bij de familie in de Rapenburgerstraat en gaat hij weer als bakker aan de slag. In 1935 ontmoet hij Anna (Annie) Sacksioni (1914 – 2001), naaister van beroep en een jaar later trouwen ze. Maurits, Anna en haar driejarige zoontje Joseph (Jopie) verhuizen in juni 1936 naar de Transvaalbuurt. Maurits is ondertussen grondwerker in dienst van de gemeente geworden.

Onderduik

In de zomer van 1942 zit het gezin bij de eerste groepen mensen die worden opgeroepen voor ‘werkverruiming in het oosten’. Maurits en Anna zullen niet gerust zijn geweest op een goede afloop: Anna is zwanger en dus wordt er gezocht naar een onderduikadres. Voor Jopie wordt een gezin in Westzaan bereid gevonden: het kinderloze echtpaar Ruska, dat ook een joods meisje opgenomen heeft. Anna en Maurits vinden in Volendam een eigen adres. Daar wordt in oktober 1942 een dochter geboren, die een plek in een weeshuis krijgt want een baby in de onderduik vormde een veel te groot risico.

Arrestatie

In mei 1944 gaat het fout: het gezin wordt verraden en moet vluchten. Maurits haalt Jopie op uit Westzaan ongetwijfeld met de bedoeling zich later bij Anna te voegen, maar daar komt het nooit meer van. Vader en zoon worden door de Sicherheitsdienst van Monnickendam opgepakt en afgeleverd in Amsterdam, vanwaar na vijf dagen de strafbarak van Westerbork volgt.

Op 19 mei 1944 moeten Maurits en Jopie als strafgeval op transport naar Auschwitz. Bij aankomst op 22 mei wordt Jopie vermoord. Maurits wordt voor dwangarbeid geselecteerd en komt volgens het Rode Kruis ergens in Midden Europa op of rond 30 september door ontberingen om het leven. Op 11 augustus 1945 keren Anna en haar dochtertje vanuit Brunssum tijdelijk terug naar de woning op President Brandstraat nr 26-III. Later volgt immigratie naar o.a. Zuid-Afrika en de VS.


Anna, Jopie en Maurits in Volendam, ca. 1940. (foto uit privébezit)
Maurits in 1927, vlak voor zijn uitzending. (foto uit privébezit)
In 1944 maakte de joodse cineast en kampingezetene Rudolf Breslauer in opdracht van kampcommandant Gemmeker een documentaire over kamp Westerbork. Het materiaal is zo uniek dat het sinds 2017 op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Te zien is hoe een trein gereed wordt gemaakt voor vertrek. Onderzoek wees uit dat dit het transport van 19 mei 1944 was, met in één van de wagons Maurits en Jopie.
President Brandstraat in april 1946 met oorlogsschade aan de gebouwen. (foto: Stadsarchief Amsterdam)